Recensie

Piet Arfeuille: Parler-vrai. Theater tussen taal en realiteit.

Zoals in Schuilkelders en Paleizen (2012) zijn ook in Parler-vrai teksten gebundeld die Piet Arfeuille heeft geregisseerd en waarmee zijn kritische visie op het maken van theater nog maar eens wordt verduidelijkt en meteen ook de verhouding tussen individu en wereld, tussen leven en kunst.

In ons taalgebied is een boek over theater een zeldzaamheid en even weinig worden toneelteksten gepubliceerd. Toneel is er niet om zomaar te lezen maar om gespeeld en bekeken te worden. Echt boeiend wordt het echter als je als geïnteresseerde theaterbezoeker kritisch-onderlegde informatie en opinies te lezen of te horen krijgt over wat je gezien hebt of nog zou willen zien. Helaas moeten we constateren dat de media daar niet naar behoren aan meewerken. Gelukkig zijn en toch nog uitgevers die een oog hebben voor wat belangrijk is in de theatersector. Boeken zoals deze van en over Piet Arfeuille, waarin een persoonlijke visie wordt verklaard, zijn dan ook een lovenswaardige tegemoetkoming.

Schuilkelders en Paleizen liet Arfeuille voorafgaan door een essay van Mark Cloostermans, de neerslag van gesprekken die afgerond werden met beschouwingen omtrent De Zaak (2011), een productie waarin Arfeuille als bedenker, schrijver en maker zichzelf ‘op de korrel neemt’, aldus Cloostermans. De Zaak werd gespeeld door twee dansers in een ruimte waarin de tekst die, geprojecteerd op beeldschermen, werd  meegelezen door het publiek. Met De Zaak sloot Arfeuille niet enkel een periode van diepgravend onderzoek af, maar maakte hij vooral nieuwsgierig naar wat nog komen kon.

Aan die nieuwsgierigheid is na 2011, via zijn programmering met Malpertuis (Tielt) waar hij artistiek leider is, reeds voor een deel tegemoet gekomen. Een relaas daarvan kan men nu lezen in Parler-vrai. Die titel verwijst naar ‘ongedwongen de waarheid zeggen’, maar evenzo naar ‘een werkelijkheid onthullen’. De inleiding tot dit boek: Met stijl door het moeras, is de weergave van een gesprek van Arfeuille met psychiater en hoogleraar Dirk De Wachter, door Wouter Hillaert meevoelend en stijlvol genoteerd. Ze hebben het onder andere over de breuk tussen taal, het spreken, en de ‘onkenbare’ werkelijkheid. Uitgangspunt is, dat zowel de gesproken als de geschreven taal aantoont dat we ‘zijn’, dat we als mens bestaan. Zolang we blijven praten, leven we, oordeelde ooit Thomas Bernhard, en schrijven is uitgestelde sterfelijkheid, weet Cees Nooteboom.

In Parler-vrai blijken de uiteenlopende toneelteksten eigenlijk naar eenzelfde problematiek te verwijzen: de vraag waar de grens ligt tussen leven en kunst, tussen het ‘zijn’ en zijn angsten en het overstijgen, het vluchten of het zich bevrijden er van. Theater als een spiegel (een ‘schouwtoneel’, zei Vondel) van de wereld, van alles en iedereen, maar tegelijk een persoonlijk antwoord van een individu dat met beide benen in de wereld staat, zonder vooringenomenheid, meevoelend met wat rondom gebeurt, vanuit een onvermogen en tegelijk vanuit een voortdurend proberen.

Piet Arfeuille © Paul De Cloedt
Piet Arfeuille © Paul De Cloedt

Wie de werking van Malpertuis geregeld heeft gevolgd, vindt in de foto’s en teksten ongetwijfeld persoonlijke ervaringen terug. Ook door Piet Arfeuille zijn ze geselecteerd vanuit een persoonlijke motivatie. In Vincent.Arthur.Marcel van Philippe Besson, werd reeds in 2006 onder meer verwezen naar Marcel Proust en naar de homofiele liefde in een verstrijken van de tijd: een spanningsveld tussen verleden (Marcel), heden (Vincent) en toekomst (Arthur) omtrent liefde tout-court, waarin liefde geen toekomst meer heeft. In Herfstsonate (2012), naar Ingmar Bergman, wordt een onverzoenlijke relatie tussen moeder en dochter getoond en beklemtoont Arfeuille de ontoereikendheid van de taal, het naast elkaar praten waar fysieke afstandelijkheid mee gepaard gaat. Evenmin als ze met woorden elkaar bereiken, kunnen of durven ze elkaar lichamelijk benaderen. Met Ivanov (2015)  maakt Arfeuille Anton Tsjechov (1850-1904) actueler dan ooit.De  moe-gewerkte en zeer bezorgde Ivanov zit op de onderste trede van een tribune. Hij voelt zich machteloos tegenover de prestatiedwang en de hele problematiek rond geld en bezit. De tribune, het decor, zijn leefmilieu, speelt een duidelijke rol en weerspiegelt de dubieuze bezorgdheid binnen een samenleving. Hele dagen in de bomen (2016) is een bewerking van een novelle van Marguerite Duras (1913-1996) over een carrièrevrouw die als moeder mislukt tegenover haar ontspoorde zoon en diens machteloos liefje. In Europa in de herfst (2018) worden Oedipus en Antigone, twee stukken van de oude Griek Sophocles, in elkaar verwerkt. Arfeuille komt tot het besluit dat in de plooien en kieren van die klassieke stukken zeer sterk de thematiek over macht en geld in een voortdurende spanning tussen burger en staat, aanwezig is. Als toemaatje rondt Arfeuille de tekstfragmenten af met twee korte dialogen en een monoloog uit zijn bewerking van Lenz (2014) van Georg Büchner (1813-1837). Büchner was vooral geïnteresseerd in de schizofrenie van de kunstenaar Jakob Lenz, terwijl Arfeuille de vraag stelt of het leven waard is geleefd te worden in acht genomen de waanzinnige commercialisering van het bestaan en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor milieu- en geestvervuiling.

Wat kan een theatermaker meer doen om een publiek te benaderen, ontroeren, te overtuigen dat kunst, in haar vele disciplines levensbelangrijk is? Arfeuille grijpt terug naar bestaande teksten, niet om ze zomaar op te poetsen. Teksten bewerken, aldus Arfeuille, is een confronterend spel tussen wat een vorige auteur trachtte weer te geven over het wezenlijke in een mens en wat een hedendaagse auteur/maker vanuit zijn eigen, persoonlijke ervaring aanvoelt en meent te moeten meedelen. Door een teveel aan individualisering zijn we vergeten dat we ook iets kunnen betekenen voor de anderen. Zoals we door een te sterke consumptiedrang niet meer weten wat van blijvende waarde is. Vandaar ook dat de zin van het bestaan als mens voortdurend in vraag wordt gesteld en er dan ook voortdurend naar een antwoord wordt gevraagd. Kan kunst, meer bepaald theater, een antwoord zijn? De mening van Piet Arfeuille is eenvoudig, eerlijk en duidelijk: ‘Kunst is de vitamine die ik nodig heb om mijn gevecht te leveren tegen de zinloosheid’.

Parler-vrai van Piet Arfeuille is, evenals Schuilkelders en Paleizen, uitgegeven door Lannoo, Tielt.

Info: www.malpertuis.be