Biografie

Exit Eriek Verpale (1952-2015), mens tussen verschillende werelden

Eriek Verpale
Eriek Verpale

Dichter, schrijver en toneelauteur Eriek Verpale (pseudoniem voor Eric Verpaele, geboren in Zelzate op 02.02.1952 en aan een terminale keelkanker overleden op 10.08.2015), begon als dichter en schreef almaar meer proza om pas in de jaren negentig ook voor het toneel te schrijven. Te onrechte bleef hij lange tijd een onbekende. Hij studeerde slavistiek aan de UGent en was mede-oprichter van het literaire tijdschrift Koebel. Hij publiceerde in diverse tijdschriften en vertaalde Jiddische en Hebreeuwse poëzie. De belangstelling voor deze literatuur werd hem bijgebracht door zijn Litouwse-Joodse overgrootmoeder die hem het Hebreeuwse alfabet leerde, als kind verhalen vertelde en voor een groot deel ook opvoedde.

Na de publicatie van Polder en andere gedichten in 1975, de prozawerken De Rabbi en andere verhalen (1975) en de verhalenbundel  Een meisje uit Odessa (1976), duurde het nog tot na 1990 voor hij echt in de belangstelling kwam. In 1991 werd zijn roman Alles in het klein (De Arbeiderspers) bekroond met de Provinciale Prijs voor Letterkunde van de provincie Oost-Vlaanderen en in 1992 werd hem de NCR-literaire Prijs toegekend. Alles in het klein is ondermeer een verwerking van brieven die hij jarenlang aan zijn ‘kunstbroeder’, de dichter Luuk Gruwez schreef. Het is een geheel van memoires en bekentenisproza, waarin Verpale zich laat kennen als een mens die op een eenvoudige (volgens sommigen op een ‘jongensachtige’) manier tegenover het leven en de liefde staat.

Verpale is altijd op zoek geweest naar een meisje dat zijn vroeggestorven zusje kon vervangen. Voor dit rusteloos zoeken was zijn schrijven een geestelijke bevrijding. Dat blijkt duidelijk uit zijn eerste toneelstuk Olivetti 82, dat hij in 1993 schreef op vraag van acteur Bob Demoor en in opdracht van Theater Malpertuis (Tielt). Aanvankelijk weigerde Verpale die opdracht voor een deel omwille van de hoogdringendheid. Maar anderhalve maand later kwam de monoloog op de planken en werd de vertolking ervan door Bob De Moor een opmerkelijk indringend en ontroerend succes.

Voor Bob De Moor heeft Verpale nog monologen geschreven: Grasland (1996) en Voor u geknipt (2001, ook bekend als Kort geknipt)) en voor de Korre (Brugge) schreef hij Tatjana (2001), een stuk met zes personages naar Eugène Onegin, een roman-in-verzen van Alexander Poesjkin (1799-1837), waarin Verpale zich, zoals in ander werk, zelf terugvindt. In Tatjana laat Verpale verschillende delen in verzen zeggen en in de mannenrollen kan je afsplitsingen vermoeden van Verpale zelf die in de scherpe contrasten tussen Onegin en Tatjana de balans van zijn eigen liefdeservaringen tekent.

Na het algemeen goede onthaal van Olivetti 82, werd Eriek Verpale gevraagd hoe hij zelf tegenover het welslagen van zijn theaterdebuut staat en welke de kern is van zijn schrijfkunst. In een interview, in de Korrekrant (1996-1997) bij Danny Keuppens en Bob De Moor, verwijst hij naar de tussenpositie die hij al van kindsbeen af innam:

Ik ben voor een groot deel opgevoed door mijn excentrieke overgrootmoeder, die eigenlijk nog voor een stuk in Polen en Rusland leefde én in een vorige eeuw. Daardoor kwam ik in twee werelden terecht. Aan de ene kant de wereld van mijn opvoedster, aan de andere kant de bekende wereld van de school, de vriendjes, de mensen in de straat. Ik heb daar nooit last van ondervonden, maar daardoor heb ik toch steeds een positie ingenomen die noch het één, noch het ander was. Ik heb ook 24 jaar in een fabriek gewerkt en dat was ook zo’n situatie. Aan de ene kant midden in het leven – de fabriek – staan, en tegelijk toch met heel andere dingen bezig zijn – het schrijven. Die tussenpositie impliceert een soort afstand, die mij misschien de gave van een kameleon heeft gegeven.

Hoewel ik als schrijver een verteller ben, is wat ik schrijf ook voor een groot stuk autobiografisch. Maar ik wil die term uitbreiden. Ik kan enkel over mensen schrijven als ik die mensen word. Dat bedoel ik ook als ik zeg dat ik geen fantasie heb, maar enkel verbeelding. Ik kan niets verzinnen, maar dank zij mijn verbeelding, kan ik wel een aantal verhaallijnen zodanig met elkaar verweven dat er een osmose ontstaat tussen dingen die ik ergens gehoord of gezien heb en dingen die ik zelf gevoeld heb. In Grasland gaat het over iemand die de stilte en de leegte in hem volpropt met woorden. Het is een manier om zijn eenzaamheid te camoufleren. Hij wil zich totaal anders voordoen dan hij zich voelt en daarom praat hij zo veel. Zoiets fantaseer je niet. Dat zijn dingen die je door te luisteren in een café of in een fabriek, begint te herkennen.

Het weergeven van gevoelens en ervaringen gebeurt in het werk van Verpale, en zeker in zijn toneel, niet via goden, koningen of figuren uit de high society, maar via ‘gewone’ mensen. Eigenlijk ook een manier om de hele klassieke reeks toneelstukken te herschrijven? Verpale:

Natuurlijk. Uiteindelijk keer je toch altijd terug naar de drie grote thema’s: leven, liefde, dood. Sinds de oude Grieken is daar nog niet zoveel aan veranderd. En daar zal ook nooit iets aan veranderen. Ook het verhaal, het vertellen, is iets dat altijd zal blijven. Daar zal altijd behoefte aan zijn. Zeker in deze tijd (Verpale bedoelt het einde van de twintigste eeuw) waarin het spontane vertellen aan het wegdeemsteren is. En dat is niet alleen jammer, het is natuurlijk ook een teken aan de wand.  

De samenwerking met Bob De Moor is voor Eriek Verpale zeker van groot belang geweest. Het komt nu ook nog zelden voor dat schrijvers die niet in nauw contact staan met het theater, opdrachten krijgen. Veelal willen theatermakers, voor zover ze niet zelf of in samenwerking met het gezelschap een tekst schrijven, wel een boek bewerken, maar de toneelschrijfkunst is daarmee niet geholpen en blijft dus, zeker in Vlaanderen en op enkele uitzonderingen na, op een laag pitje. De functie van toneelschrijver staat al jaren ter discussie. Getracht wordt het creatief samenwerken tussen auteurs en spelers zo goed als mogelijk in praktijk te brengen. De interesse en de motivatie moet echter van beide kanten komen. Volgens de baanbrekende regisseur Peter Brook (1925) zijn theatermakers enkel geïnteresseerd in het materiaal dat een schrijver aanbrengt in zo ver het een werkstuk is, een zoeken naar het vernieuwen van oude vormen en begripsbepalingen. Lastige auteurs voelen zich echter miskend wanneer regisseurs en spelers een tekst op een eigen manier interpreteren. Blijkbaar had Verpale daar geen moeite mee. Hij hanteerde een eenvoudige en beschrijvende spreektaal die de verbeelding dient en die hij als een puzzel aanbood. Hij liet het aan de vertolking over om de vele stukjes op de juiste plaats te doen vallen.

Zijn toneelwerk omvat weliswaar een klein aantal stukken, vooral monologen, maar de kwaliteit ervan rechtvaardigt zeker de herinnering eraan. Een wederopvoering van Olivetti 82 zou, benevens een bevestiging van de blijvende waarde van het stuk, ook een mooie hommage kunnen zijn aan een schrijver die zich nooit heeft opgedrongen, zeker niet aan de media, waarvan sommige zijn bestaan blijkbaar pas na zijn overlijden hebben ontdekt.

Olivetti 82 begint op een haast kafkaiaanse manier. Waarom zit ik hier?, vraagt Bernard Van de Wiele zich af. Of hij nu in een politiebureau zit of in één of andere inrichting, het doet er niet veel toe. ‘Men’ wil hem helpen zijn geheugen op te frissen. ‘Men’ laat een schrijfmachine brengen, een ‘Olivetti 82’, precies het model waarop hij als vijftienjarige zijn eerste verhaal uittikte voor Linda, een liefde die nooit van de grond kwam. Het verhaal van Bernard is een verhaal vol gemis, tegen een afgebladderde familiale toestand als achtergrond waarin de Tweede Wereldoorlog natrilt. Bernard is na de bevrijding verwekt door een Canadese soldaat die er vlug van doorging. Vandaar dat Bernard de familienaam van zijn moeder heeft en iedereen in het dorp hem ‘de Canadees’ noemt. Op zijn achttiende weet Bernard dat zijn verwekker een jood is en een joodse verkoper van schrijfmachines vertelt hem over de jodenvervolging. Bernards familienaam: Van de Wiele, wekt herinneringen op aan een zekere Jef Van de Wiele, die het nazisme diende en een joods lief wijst hem af omdat hij geen echte, maar een halfjood is. Bernard huwt de dochter van een fabrikant die tijdens de oorlog fout was. Hun dochter, Evelien, bestudeert de Islam en leert Arabisch. Bernard laat het allemaal over zich heen gaan en concentreert zich op de wording van Evelien, die zijn halfzusje Claudine vervangt, ooit vermoord door een zigeuner uit een rondtrekkend circus.

In deze Bernard Van de Wiele legde Verpale zijn ziel bloot en Bob De Moor gaf er een realisme-overstijgende dimensie aan. De hunkering van Bernard in het stuk, naar een staat van geluk die eigenlijk maar bij momenten te bereiken is en niet bestendigd kan worden, is niet enkel de hunkering van Verpale, maar van iedereen. Of hoe het wroeten van een kwetsbare mens tussen verschillende werelden, groot theater wordt.