Recensie

Afscheid van Wim De Wulf. Een vurig verteller; een onvoltooid verhaal.

Wim De Wulf
Wim De Wulf

Op zijn zestigste te vroeg gestorven na toch een aanzienlijke loopbaan als veelzijdig podiumkunstenaar, schrijver, zanger en muzikant, laat Wim De Wulf (1956-2016) niet enkel een vrouw, de actrice Els Trio en drie kinderen achter, maar ook een pak collega’s en een zeer ruim publiek. Zijn impact op het theatergebeuren is niet beperkt tot een loutere, altijd degelijke artistieke inbreng, maar getuigt ook van een overtuigd sociaal engagement. Velen zullen zich zijn talent en prestaties herinneren al dreigt het gevaar dat ook hij stilaan in het trage en ondergewaardeerde theatergeheugen wordt uitgewist.

In Gent geboren, haalde Wim De Wulf er in 1980 een Eerste Prijs Toneel aan het Koninklijk Muziekconservatorium. De jaren tachtig waren uitdagend voor een artistieke aanloop, een aanzet voor vernieuwing, verandering of een kritisch reflecteren over de bron van theater, voor sommigen een overgang van auteurs- naar regisseurstheater.

Politiek, sociaal én artistiek waren het alleszins jaren van voldoende en veelvuldige beroering. Enkele items als geheugensteuntje? In 1980, overlijden van Jean-Paul Sartre (°1905). In Antwerpen wordt het kunstencentrum deSingel koninklijk voor open verklaard. The Wooster Group (New York) is voor het eerst in België (op het Kaaitheaterfestival) en Jan Decorte neemt Het Trojaanse Paard, voortaan HTP, over (1981). 1983: tevergeefs betogen vierhonderdduizend mensen in Brussel tegen het opslaan van raketten. Luk Perceval en Guy Joosten richten de Blauwe Maandag Company op (1984). 1985: de Bende van Nijvel slaat toe in Aalst. In 1986: de Tsjernobyl-ramp. Ivo Van Hove en Lucas Vandervost richten in 1987 De Tijd op. Salman Rushdie publiceert in 1988 zijn Duivelsverzen en wordt vogelvrij verklaard. In 1989 geven nieuwe (kleine) theatergezelschappen hun eerste kreet, onder meer STAN, De Koe, Walpurgis, Het Muziek LOD, De Unie der Enthousiasten en in dat jaar viel dan ook nog de Berlijnse Muur.

Wim De Wulf
Wim De Wulf

Voor Wim De Wulf stof te over om er met een eigen initiatief of in groepsverband een zeg over te hebben en er een vorm aan te geven, muzikaal, verbaal, bewegend, beeldend. Na drie jaar stagelopen bij het Nederlands Toneel Gent (NTG) was De Wulf tussen 1980 en 1990 actief  bij uiteenlopende gezelschappen zoals de Mannen van den Dam (in september 1976 afgesplitst van het collectief de Internationale Nieuwe Scène), Symptoom, Stekelbees, NTG, KVS (Brussel), BRT, en speelde hij onder een regie van Franz Marijnen, Dirk Tanghe, Jean-Pierre De Decker, Herman Gilis.

De Mannen van den Dam onderzochten, aldus De Wulf (Toneelstof in Documenta, Thersites, 2009), meer dan de spectaculair enthousiasmerende, Dario Fo-sarcastische en links geëngageerde Nieuwe Scène, hoe interessant repertoire-theater kon gebracht worden los van een klassieke interpretatie en vooral vanuit een visie op de relatie maatschappij-individu. Bij de Mannen van den Dam kreeg De Wulf al meteen de hoofdrol toebedeeld in Ah Kiou, een in Vlaanderen nog onbekend stuk dat naar verluidt ooit een vervolgverhaal was in een Chinese krant maar door de Franse vertaler en regisseur Jean Jourdheuil (°1944) was opgepikt en voor de scène bewerkt. Jean-Claude Fall (°1947, toneel- en operaregisseur) regisseerde De Wulf in de rol van een soort lijfeigene, een ‘arme donder’, die alle tegenslagen in zijn voordeel interpreteert. Op die manier brengt hij de tegenstelling tussen arm en rijk, waar het in dat stuk vooral over gaat, sterk naar voor. Voor De Wulf was het interpreteren van die rol een echte leerschool.

Eigenlijk was Wim De Wulf al een tijd eerder actief in Gent, onder meer bij Stekelbees (dat later bij Victoria kwam), waar hij tot 1986 als acteur, regisseur en tekstschrijver aan verbonden was.  In 1985 creëerde hij (in de toenmalige speelruimte van Symptoom aan de Reynaertstraat), de soloproductie Min dertig in de schaduw (regie Frans Van der Aa), ‘een belangrijke bijdrage voor het kindertheater op zoek naar een uitweg uit zijn impasse’, aldus recensent POM in De Gentenaar. Dit door De Wulf zelf geschreven  en gespeeld stuk is het absurde verhaal van een ventje dat zichzelf zo uniek en belangrijk acht, dat het zich wil invriezen om op die manier bewaard te blijven voor de nabestaanden. Het kereltje weerde zich om toch maar niet te zijn zoals de anderen, het ‘gewone’ volkje. Maar als het ogenblik van het invriezen daar is, is er ook de twijfel en het uitstellen van de daad.

De ellenlange palmares van De Wulf getuigt van een rusteloosheid maar tegelijk van het zoeken naar een steeds diepergaande  kwaliteit. Hij had niet de pretentie een voorloper of een vernieuwer te zijn. Hij was een ‘gelegenheidskunstenaar’ in de betekenis die Goethe gaf aan dat begrip toen hij stelde dat elk gedicht een ‘gelegenheidsgedicht’ moet zijn: een artistieke uiting die op een gepaste tijd naar boven komt. Geen herkauwen van vroegere of vorige prestaties, maar een zoeken naar een duidelijk eigentijds waarom en hoe. Geen ingeblikt en passief makend kijkkast-gebeuren, wel een act van bevrijding zowel voor de maker, de speler, als voor de kijker.

In die zin was De Wulf een interactieve kunstenaar, een speler tussen roes en rede, een meerstemmig instrument. In 1987 trok hij aandacht met Mannen Manen, een productie van Het Stille Korps, een ‘gelegenheidsgroepje’ naar een idee van Frans Van der Aa en Wim De Wulf en met de eveneens te vroeg overleden Rafaël Troch (1960-2011) als tegenspeler, in een regie van  Bruno Stefano,  Italiaan en operaregisseur in Parijs. De scène stelde een oefenpiste voor waar jockeys hun paarden kunnen africhten. De Wulf en Troch speelden twee broers die elkaar beloeren, bekijven, elkaar aantrekken en afstoten. Jonge paarden met blijkbaar toch heel wat ervaring en vol jeugdige geestdrift.

De Wulf bekende een grensoverschrijdende geestdrift. In 1998 regisseerde hij voor Sinfonietta Nova Weimar onder andere Turm aus Zimt (Toren van Kaneel) en Erosion, opera’s van Hans Rotman en Nachtigall van Theo Loevendie. Hij doorbrak ook graag de schuttingen tussen de verschillende disciplines. Hij schreef teksten voor Kommil Foo, musiceerde met The Simpletones en wekte, samen met musicus Johan De Smet, het Decap-orgel tot een nieuw leven. De mogelijkheden die een ruimte biedt, trachtte hij almaar meer te benutten. Met De Smet en choreograaf Alain Platel maakte hij openluchtproducties voor de archeologische site van Ename: Beatrijs; Don Quichotte. Voor Theater Antigone schreef hij Een veelvoud van stilte, gebaseerd op het turbulent leven en werk van de in het Frans schrijvende, veel vertaalde en bestudeerde onrustige Antwerpenaar André Baillon (1875-1932), in Parijs gestorven. De horizon van De Wulfs schrijftafel reikte echter verder dan de grenzen van een raamverhaal. De dagdagelijkse realiteit van het gevecht van Baillon om te schrijven, wordt in de bewerking voortdurend verweven met de fantasie van een ingebeelde en gespeelde wereld.  Geen wonder dat De Wulf  ook door figurentheater, vroeger ‘poppentheater’ genoemd, gefascineerd was. ‘Ik ben bijzonder gecharmeerd door de verhouding tussen de speler en zijn pop. Hoe je puur door beweging emoties kan voelbaar maken’, bekende hij toen hij in 1998 door Joris Jozef van figurentheater Ultima Thule gevraagd werd om een tekst te schrijven en regie te doen. Het is niet bij Het Paard van Troje gebleven, de fel opgemerkte productie waarin De Wulf oorlog bekijkt vanuit het standpunt van de verliezer, meer bepaald een kind. In zijn regie ging Dewulf  ‘Brechtiaans’ te werk: de spelers (Erna Palsterman, Radomir Dostal, Filip Peeters) stapten in en uit het decor, gaven commentaar, manipuleerden niet enkel de poppen maar namen ook het personage van de pop over, met daarbij een relativerende, dus ook schampere humor.

Joris Jozef (eigenlijk Joseph, Jozef is zijn artiestennaam), die dan Ultima Thule leidde, was een onderwijzer die zich had bijgeschoold via verschillende cursussen over dramatische expressie en in Veurne in 1974 met een eerste theatertje begon. Hij verliet in 1979 het onderwijs en koos voor een full-time beroep als poppenspeler. Hij was een pionier die vanuit het eigenhandig gebouwd Theater ’t Sterretje in Antwerpen mede met andere pioniers aan de professionele en kwaliteitsvolle opgang van het toen ook stiefmoederlijk gesubsidieerde figurentheater, bouwde. De samenwerking van Ultima Thule met Wim De Wulf en diens medewerkers, resulteerde uiteindelijk voor De Wulf  in de opvolging, in 2001, van Joris Jozef als artistiek leider. Joris Jozef (°1946) ging dan met pensioen. Hij overleed in 2015. De naam Ultima Thule voor zijn gezelschap had hij in 1994 in gebruik genomen in vervanging van Theater Joris Jozef. Ultima Thule verwijst naar een zeer ver afgelegen punt op de wereld dat in de Oudheid zou zijn ontdekt. Onderzoekers hebben het geïdentificeerd met de Shetlandeilanden, met de westkust van Noorwegen en met IJsland.

Ultima Thule, ‘het verst gelegen Thule’ zagen Joris Jozef en zijn gezelschap als een symbool en een uitdaging om het zogezegd haast onbereikbare te verkennen. Grenzen verleggen. Dat is het wat ook Wim De Wulf als erfgenaam van Ultima Thule met groeiend succes heeft nagestreefd. Zijn Gomaartrilogie, over de vlucht van een boerenzoon naar het labyrint van een stad, staat als zijn ‘magnum opus’ gecatalogeerd. Maar Wim was nog lang niet uitverteld. Zijn verhaal blijft onvoltooid maar de bezieling waarmee hij Ultima Thule verder heeft geleid en naar de top bracht, blijft ongetwijfeld nazinderen. De laatste twee jaar werd hij door ziekte geveld en werd voorzien dat Sven Ronsijn (°1978), een all-round acteur en al een hele tijd een van de zijn naaste medewerkers, vanaf 2017 de leiding van Ultima Thule overneemt.

Info: www.ultima-thule.be