Recensie

De moed om te doden (Lars Norén): aangrijpende vader-zoonafrekening

De moed om te doden - © Kurt Van der Elst
De moed om te doden – © Kurt Van der Elst

Aanvankelijk kende de Zweedse schrijver en dichter Lars Norén (°1944) in eigen land met zijn toneelwerk weinig succes. Dank zij het enthousiasme waarmee het Ro-theater (Rotterdam) in 1978, in een vertaling van Karst Woudstra en een regie van Franz Marijnen, zijn eerste stuk, De Vorstenlikker, onder meer op het Holland Festival bracht, vatte Norén weer moed om nog toneel te schrijven.

Woudstra studeerde in Zweden toen Fursteslickaren (De Vorstenlikker) in 1973 door Dramaten (Stockholm) werd gecreëerd en heibel verwekte. Woudstra was niet op de première maar kwam zodanig onder de indruk van de negatieve persreacties op het stuk, dat hij op onderzoek uitging. Hij sprak met acteurs die sterk geloofden in een schrijver die het aandurfde de Westerse cultuur in vraag te stellen en mensen op hun verantwoordelijkheid te wijzen. Woudstra nam de vertaling op zich en zou dan ook al de latere stukken van Norén in het Nederlands vertalen.

In het Vlaamse theater werd Lars Norén in 1986 geïntroduceerd door Theater Malpertuis (Tielt) met De moed om te doden in een regie van Woudstra en met DriesWieme (1927-1993) als de vader, Leslie De Gruyter als de zoon en Ingrid De Vos als diens vriendin. Een voorstelling die insloeg en die zeker is blijven leven in de herinnering van de velen die ze hebben bijgewoond. Evenzo is de voorstelling die Guy Cassiers nu bij het Toneelhuis (Antwerpen) heeft geregisseerd, een voltreffer, al zijn er vanzelfsprekend verschillen in visie en speelstijl tussen de beide regie-opvattingen.

De moed om te doden is het drama van een onvolwassenheid. De zoon (Wouter Hendrickx) heeft het ware gelaat van zijn vader (Dirk Van Dijck) al lang

De moed om te doden - © Kurt Van der Elst
De moed om te doden – © Kurt Van der Elst

ontmaskerd maar kan die onthullende werkelijkheid niet verwerken. Anderzijds heeft ook hij geen onbesproken gedrag. De vader wil zich wreken op wat hem, terecht én onterecht voortdurend wordt aangewreven, door het barmeisje Radka (Aminata Demba), waar zoonlief nogal dubieus mee omgaat, seksueel te chanteren. Wat dan weer wraakgevoelens oproept bij de zoon, die uitlopen op moord. Voor de zoon betekent het een zich ontdoen van, een zich ‘bevrijden’ uit een verziekte vader-zoon verhouding. Die uiteindelijke afrekening wordt duidelijk gesuggereerd maar in de uitvoering aan het meekijken onttrokken, zodat er geen getuigen zijn. Of gaat het misschien om een symbolische moord?

Schrijven is voor Norén, naar eigen zeggen, ‘een roes van helderheid en een heftig ontwaken tegelijk’. Het is alsof de auteur in een wereld vol nare dromen en moordlustige fantasieën leeft, waaruit enkel schrijven hem verlossen kan. Over De moed om te doden, verklaarde Norén in een interview: ‘Dat was een oude droom die een stuk werd. Een droom van het begin tot het einde gedroomd. Daarna zag ik wat er aan het einde gebeurde, toen pas’.

Voor regisseur Guy Cassiers betekenen stuk en regie ook een persoonlijke symbolische afrekening. Cassiers is ooit één keer (in 1984) samen met zijn vader Jef Cassiers (1929-1987), het ooit zo populaire Manneke in een dagelijkse slapstickreeks van de BRT, in een toneelstuk te zien geweest: Natuurgetrouw, een bewerking van The Birthday Party (Harold Pinter), waarin een verjaardagsfeest voor de vader ontaardt in een dramatische ruzie tussen vader en zoon. Die voorstelling, die meer dan tachtig keer werd gespeeld, is Guy Cassiers bijgebleven omdat hij daarin dacht af te rekenen met de figuur, het imago, van zijn vader als artiest. Guy Cassiers wou niet dat zijn kunst ook maar in iets te vergelijken zou zijn met deze van zijn vader. Naar aanleiding van De moed om te doden en eerdere regies, komt hij tot de conclusie ‘dat je als zoon ook moet durven erkennen dat je op een bepaald ogenblik toch meer op je vader begint te lijken’.

De moed om te doden - © Kurt Van der Elst
De moed om te doden – © Kurt Van der Elst

De rol van de vader die Dirk Van Dijck op zich nam in vervanging van Marc Van Eeghem die wegens ziekte moest afhaken, toont de trekjes van een vader die hoopt eerst met een mengeling van vranke humor en een beetje sukkelende fysiek tot een gesprek of toch tot enig contact met zijn zoon te komen. Wanneer deze truc niet slaagt, dan maar met janken, brutale taal, verdachtmaking. De vertolking van de zoon door Wouter Hendrickx staat daar eerder ijskoud tegenover. Een onverschilligheid die meteen vernederend is voor de vader en die Hendrickx ook volhoudt tegenover zijn zogezegde vriendin Radka, vertolkt door de jonge zwarte getalenteerde Aminata Demba, die vanuit een andere cultuur meteen ook een andere kleur aan de opdracht geeft en ruimte laat voor meerdere interpretaties. Radka is een wellicht tijdelijke vriendin, door de zoon in één of andere bar en met louche bedoelingen aan de haak geslagen. Zij is vreemd, een buitenstaander, iemand die zijdelings voorbijkomt en toekijkt en eigenlijk voor niemand van wezenlijk belang blijkt te zijn. Voor de driftige vader wordt ze tenslotte een voorwerp voor wraak.

De gespannen en bekrompen sfeer waarin Norén de handeling situeert, wordt benadrukt door een bijeengescharreld en als zodanig bedoeld armtierig decor, met weinig rekwisieten, in overeenstemming met het weinig opbeurende en des te meer neerslachtige klimaat die over het geheel hangt. De realiteit van wat gebeurt, wordt teruggebracht tot vluchtige insinuaties. Een tafel is enkel nog een tafelblad dat tegen de muur staat, drinken wordt gemimed. Zelfs een oplopend gesprek in een zithoek is niet mogelijk. Deze en nog andere elementen maken dan ook voor een deel het verschil uit tussen de realisatie van Woudstra in 1986 bij Malpertuis en deze van Cassiers nu bij het Toneelhuis. Beide benaderingen hebben echter hun betekenis. Woudstra koos voor realisme in een zich ontwikkelende zielsziek getinte situatie. Cassiers toont het ontploffen van de situatie met zo weinig mogelijk en deze keer (afwijkend van zijn typisch geworden gewoonte) zeker zonder technologische hulpmiddelen. De mimetische, soms bekend-lachwekkende accentuering en een zekere twijfel en angst in de lichaamstaal, vooral bij de vader, tonen voldoende hoe de personages tegenover elkaar staan. Dit acteren van binnen uit, maakt de voorstelling bijzonder aangrijpend.

 

Info: www.toneelhuis.be