Recensie

Nachtschrijver, meditaties van Jan Fabre: ‘Ik ben een fout’. Iedereen een fout?

Uit een interview met Jan Fabre (bij Peter Vantyghem in DS-Weekblad, 12.03.2016) blijkt dat deze veelzijdige kunstenaar een slechte slaper is: ‘Op mijn vijfde kreeg ik al slaappillen’. Zelf drijft Jan Fabre het zo ver dat hij bepaalde producties tot laat in de nacht of tot vroeg in de morgen laat duren. Wie Mount Olympus (2015) heeft meegemaakt, een marathonvoorstelling van 24 uur, weet er alles van. Het belang van nachtrust is voor Fabre echter geen vraag, wel hoe belangrijk, in een overdrachtelijke zin dan, nachten, dromen, angsten, lichamelijke uitputtingen, zijn.

De verbeelding van Jan Fabre (°1958) stopt nooit en Tine Bertels, Gene Bervoets en Clara Cleymans brengen onder de titel Nachtschrijver een selectie uit wat hij zogezegd in de nachtelijke uren schrijft. Het doet er eigenlijk niet toe wanneer Fabre schrijft, zijn teksten zijn zovele beddingen voor zijn kunst: een voortdurend onderzoek naar de spanning tussen taal en actie, tussen het corporele en het gevoelsmatig gedreven zijn, het uiterlijke en het intieme.

Nachtschrijver - © Jan Fabre
Nachtschrijver – © Jan Fabre

Het lichamelijke staat centraal en daarmee gaan dan ook uitputting, pijn, lijden, sterven gepaard, maar ook het beleven en de extase, het rituele en het overstijgen van een realiteit. De drie spelers/sprekers in Nachtschrijver zitten op één lijn aan hun tafeltje en hebben enkel hun stem en een beperkte beweeglijkheid om teksten van Fabre tot leven te brengen, daarin gesteund door film en door de muziek van Stef Kamil Carlens. Op bepaalde ogenblikken wordt het spreken van de spelers ook zingen. Maar het voornaamste van het initiatief is, dat het een nieuwsgierig makende inleiding is tot het zeer omvangrijke oeuvre van Fabre en dat bij wie hem al een tijd volgt, herinneringen worden opgeroepen, verbanden worden gelegd tussen producties en vermoede aspecten uit zijn werk worden bevestigd.

In 1998 realiseerde Jan Fabre Het nut van de nacht (ook bekend als De zoutverkoper en de vlieg), waarin een man en een vrouw elkaar toevallig ontmoeten op ‘het uur blauw’. De man verkoopt het zout dat zijn lichaam produceert, de vrouw stelt zich voor als vlieg, een plaagzieke en anonieme eendagsvlieg. Met de zoutverkoper wordt de kunstenaar bedoeld, met de vlieg de vluchtige verbeelding of het verlangen dat nooit in vervulling gaat. Ook hier is de kunstenaar een nachtmens, die meent dat zijn zweet zijn kunst bepaalt. Hoe meer hij zweet, hoe vlugger zij lichaam het begeeft. En toch: alleen de dood houdt ons in beweging, houdt ons wakker, zegt hij. Daartegenover heeft de vlieg iedere dag een nieuw leven en een zee van tijd om te dromen, want ‘wie niet droomt, wordt zot’.

In 2004 maakte Fabre in co-productie voor het KunstenFESTIVALdesArts (Brussel), het Holland Festival, en componist Eric Schleichim, Men in Tribulation, dat gebaseerd is op het leven en het werk van de Franse schrijver Antonin Artaud (1896-1948), de ‘stichter’ van het théâtre de la cruauté (1938), waarmee een geestelijke wreedheid wordt bedoeld, een terugkeer naar de naakte waarheid. ‘Ik pel mijn lichaam af tot op het bot’, luidt het in de tekst van Jan Fabre. Artaud wil een totale zuivering, een ontdekking van zichzelf om tot het besef te komen dat de mens ziek is en met hem de hele mensheid. De mens is geestelijk niet opgewassen tegen de natuurkrachten. Het mensdom lijdt aan geestelijke ontevredenheid. Vandaar het willen terugkeren naar een oertoestand. Wie leven zegt, zegt dood, aldus Artaud. Het enige wat we kunnen, is schreeuwen tegen de dood. De taal moet weer schreeuw worden. De schreeuw bij het geboren worden en deze bij het sterven zijn een vanzelfsprekend iets. Fabre zette in Men in Tribulation die opvattingen om in een ritueel, een cirkelvormige ruimte, een metalen kooi, als het ware, waar het publiek in rondwandelde, alsof je een eigen tocht maakt doorheen het brein van Artaud. In Een stam ben ik, een tekst die eveneens geïnspireerd is door teksten van Artaud, ziet Fabre de kunstenaar als een ‘vreemde ik waarop geen enkele beschaving ooit vat heeft gekregen’. Het nieuwe, de verandering zal komen door ‘ontmoetingen die de wonden genezen in ons hart veroorzaakt door de oorlogen in ons hoofd’. Vandaar ook dat Fabre eindigt met een citaat van Artaud: ‘La vraie évolution sera mentale ou ne sera pas’.

In 1988 schreef Fabre Ik ben een fout, een monoloog voor een verstokte roker. Prettig is het dat in Nachtschrijver daar naar verwezen wordt terwijl terzijde Fabre zelf toekijkt in de gedaante van een sigaret-rokende pop. Ik ben een fout is een ellenlange litanie van terechte en onterechte gebreken en onvolmaaktheden die mensen en instanties elkaar aanwrijven, een mentaliteit waar Fabre tegen in opstand komt: ‘Ik ben trouw/aan het genot/ dat me probeert te doden’. Of hoe we, als we er lang genoeg over mediteren, tot de conclusie komen dat we eigenlijk allemaal en altijd een fout zijn.

Info: www.troubleyn.be