Recensie

Denkend aan Werther Van der Sarren

Alweer een jaar voorbij. Wat theater betreft, een goed jaar? Af en toe een uitschieter, maar naar het einde toe de afkondiging van een politieke ingreep in de subsidiëring waardoor een wazig vooruitzicht ontstaat omtrent de toekomst van een kunstvorm die nochtans uiterst geschikt is om mensen samen te brengen om samen iets te beleven vanuit een eigen hoek en mening, om er dan ook na afloop over te praten en vooral, er over na te denken. Het symbolische element in een voorstelling geeft op zijn minst op een originele manier een kijk op een realiteit. Maar het is in de eeuwenlange geschiedenis van het theater al meer gebleken dat machthebbers argwanend en onzeker staan tegenover alles wat kunst, en zeker theater, betreft.

Gelukkig zijn er spelers, schrijvers, regisseurs, scenaristen enzovoort, die niet bang zijn om met hun kunst een realiteit te ondervragen, ze eventueel ter discussie te stellen, zowel wat de inhoud als de vormgeving betreft. Onlangs is Werther Van der Sarren (14.10.1941-10.01.2020) na een slepende ziekte overleden: een persoonlijkheid in film en op televisie, maar vooral in het theater.

Werther Van der Sarren is in Waregem geboren. Zijn vader was een bekwaam amateur-toneelspeler, die echter door oorlogsomstandigheden handelsreiziger werd. Van jongs af aan was Werther dus al vertrouwd met theater, aanvankelijk met verantwoord amateurtoneel. Regisseurs als Fred Engelen en Maurits Balfoort kwamen in Waregem de plaatselijke kring Kunst en Eendracht regisseren en verbleven wel eens na een lange repetitieavond, bij Werther thuis. Maar er is ook nog die andere reden:

Werther Vander Sarren - José en de cup - 1979
Werther Vander Sarren – José en de cup – 1979

‘Ik ben ook toneelspeler geworden omdat ik dik ben. Als kind was ik al dik. Later ben je als dikkerd automatisch leuk, maar op school werd ik getreiterd en bespot’, verklaarde hij in een gesprek met Humo-recensent  Rudy Vandendaele (10 juni 1993). Meteen is het duidelijk dat acteren voor Van der Sarren vanuit een drang kwam om zich op een bepaalde manier te affirmeren. Hij was niet op zijn mondje gevallen en bekeek alles vanuit een kritische hoek. Hij ging niet altijd akkoord met een stuk-keuze of een regie. In een interview met Sabine Vandeputte (Knack West, 2.03.1988) gaf hij lucht aan wat er hem tegenging in de praktijk van het theater maken, in vergelijking met film- en televisiewerk: ‘Artistiek gezien zou theater het plezierigst moeten zijn, maar zoals ik het heb meegemaakt is dat niet zo. In film ben je een paar weken met enkele mensen in een toevallige context samen.En dat is nu juist zo erg in ons theater: dag-in, dag-uit met dezelfde mensen bezig zijn. Het zou zalig zijn indien de grote schouwburgen in los verband gingen samenwerken, mensen lieten evolueren. Een honkvast ensemble begint ook op de zenuwen te werken van het publiek. Na al die jaren kent men alle tics en trucs van iedereen. Ik heb ook geleerd dat opstandigheid binnen het theater, leidt tot werkloosheid, of erger nog, het contract blijft lopen, maar je krijgt rotopdrachten.’

Na de middelbare school ging Werther rechten studeren in Gent en maakte hij deel uit van het universitair toneel. In 1970 startte hij in Waregem met het keldertheater Sanzuniek. Zijn eerste stappen in hert beroepstoneel zette hij bij Malpertuis (Tielt) in stukken van uitdagende toneelauteurs, zoals Ionesco, Arabal, Beckett, Mrozek. Na een opmerkelijke vertolking bij Malpertuis in Steen (Edward Bond, 1976), werd hij door KVS-Brussel gevraagd mee te spelen in Het dorp der mirakelen in een regie van Anton Peeters die hem ook vroeg voor het BRT-feuilleton  De Paradijsvogels, waarin hij vier jaar lang de rol van de champetter speelde. Zijn ervaringen in enkele producties bij de KVS waren echter negatief. Ook de producties waarin hij onder andere een korte tijd bij Antigone (Kortrijk) optrad, gaven hem niet de voldoening die hij verwachtte. Dan kwam er een voorstel uit Nederland en kon hij bij theater Globe in Eindhoven de rol van de eunuch Truffaldino spelen, in een regie van Giancarlo Cobelli, assistent van Fellini: ‘Echt een fantastische ervaring!’

Werther Van der Sarren liep eigenlijk niet hoog op met wat de televisie voor de dramatische kunst betekent: ‘mijn conclusie is, dat je voor televisie niets artistieks moet maken. Het is zeker wat drama betreft, het medium tussen de soep en de patatten. Ik speel er in mee voor mijn inkomen en ook omdat ik blijf denken er misschien iets aan te kunnen veranderen en te verbeteren’ (in een gesprek met Rudy Vandendaele, Humo, 10 juni 1993). Van der Sarren vond het vooral spijtig dat hij voor de theaterproducties waar hij trots op was en die hij artistiek hoogstaand vond, niet de erkenning heeft gekregen die hij verwachtte.

Werther Vander Sarren - een volgevreten dictatoriale Pa Ubu
Werther Vander Sarren – een volgevreten dictatoriale Pa Ubu

In 1988 stopte hij met toneelspelen. Hij werd PR-man bij Sofinal, een firma waar hij voordien ook al zaken mee gedaan had. Maar zijn acteerstop was van korte duur. Hij ging freelancen en in 1993 was hij onder meer te zien in Zomerrust op VTM. En op het toneel? ‘Ik durf niet zeggen dat mijn liefde voor het theater helemaal terug is. Ik maak me geen illusies. Ik geloof niet dat ze nog op mij zitten te wachten. Ik ben zeer achterdochtig geworden. Mijn artisticiteit wil ik niet meer bewijzen: ik heb mijn tijd gehad. Pas op, ik wil nog lang leven en nog veel spelen. Ik heb, na alles wat ik gedaan heb, ook geen andere keuze’ (Humo, 10.06.1993). Ten slotte hebben Alzheimer en diabetes er anders over beslist.