Recensie

Godot komt terug (alleen wat later, misschien)

Toen het theaterstuk En attendant Godot op 3 januari 1953 in het kleine ‘Théâtre de Babylone’ te Parijs werd gecreëerd in een regie van Roger Blin, betekende dit voor Samuel Beckett zeker geen ‘doorbraak’. Met zijn romans bereikte hij maar een heel beperkt publiek, en zijn toneelstukken werden enkel op ‘experimentele’ podia vertoond. In Vlaanderen, en meer speciaal in Antwerpen, werd Wij wachten op Godot al vrij vlug na de ‘wereldcreatie’ gespeeld, en wel door de toneelafdeling van de culturele vereniging ‘De Nevelvlek’ (die ook producties bracht van Ionesco, Adamov, Genet en andere zgn. ‘absurdistische’ auteurs). In mei 1954 werden er door De Nevelvlek vijf voorstellingen gespeeld in het ‘Theater op Zolder’ (boven een kroeg in de Lange Brilstraat 4, nabij de Antwerpse Stadswaag). In Nederland volgde Toneelgroep Theater in 1955, die daarvoor Roger Blin wist te strikken om zijn regie voor de creatie van 1953 nog eens over te doen. Gent kwam in 1959 met een reeks voorstellingen van het ARCA-theater, in een regie van Dré Poppe.

‘Wij wachten op Godot’ (Beckett) door De Nevelvlek, 1954, regie: Lode Rigouts.
Vooraan: Walter Tillemans als Lucky (Fotograaf niet bekend)

In de loop van de jaren zestig krijgt het ‘absurde theater’ en meer algemeen het ‘vernieuwende theater’ gaandeweg een grotere belangstelling, voornamelijk bij de jongeren. In 1961 beleeft Beckett (eindelijk) een kleine doorbraak wanneer En attendant Godot in het grote Odéon Théâtre te Parijs wordt opgevoerd. Eveneens in 1961 wordt de creatie gegeven van Happy Days te New York, nadien in 1963 als Oh les beaux jours (Gelukkige Dagen) te Parijs, weerom in het Odéon Théâtre. Wanneer Beckett in 1969 de Nobelprijs krijgt, is hij 62 jaar. Hij heeft een erg teruggetrokken levenswijze, en weigert deze prijs persoonlijk in ontvangst te nemen. Maar dankzij deze prijs gaan de grote repertoiretheaters in Europa (en elders) zijn toneelstukken programmeren. In de grote ensembles van het Nederlandse taalgebied gaat Wachten op Godot op 13 februari 1971 in première bij de Nederlandse Comedie (Amsterdam), de Antwerpse Koninklijke Nederlandse Schouwburg volgt op 20 november van hetzelfde jaar, en tenslotte presenteert de Haagse Comedie Godot op 30 december 1971.

In de Antwerpse KNS regisseert Walter Tillemans (die in de Nevelvlek-voorstelling van 1954 de rol van Lucky had gespeeld) Wachten op Godot, met Luc Philips (Vladimir), Martin Van Zundert (Estragon), Paul S’Jongers (Pozzo) en Leo Madder (Lucky). Opmerkelijk is dat in 1971 de (meestal oudere en meer behoudsgezinde) KNS-abonnees niet zo hoog oplopen met deze voorstelling. En ook de (meestal behoudsgezinde critici) zijn niet echt enthousiast. Maar de jongeren komen in groten getale opdagen, en bezetten massaal de (goedkopere) zetels achteraan op het gelijkvloers, en op de hogere balcons van de Bourla-Schouwburg. De belangstelling is zo groot dat er van 14 tot 20 januari 1972 een extra-reeks voorstellingen wordt geprogrammeerd.

Absurd stuk?

Is Wachten op Godot wel een ‘absurd’ stuk? In 1937 had Beckett beslist om zich definitief in Parijs te vestigen. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was hij toevallig in Ierland, maar hij slaagde er toch in om opnieuw in Parijs te geraken, waar hij zich aansloot bij het verzet. In 1942 wordt het in Parijs te gevaarlijk voor hem, en hij vlucht naar het ‘onbezette deel’ van Frankrijk, waar Maarschalk Pétain (een Franse ‘held’ uit de Eerste Wereldoorlog) deze zone bestuurt, zij het wel onder toezicht van de nazi’s. Beckett kwam in de Vaucluse terecht. Maar ook daar was het niet echt veilig. Hij zou er zich ooit, samen met de (in Polen geboren) kubistische schilder Henri (Henryk) Hayden, verscholen hebben in of nabij een bos. (In de Vaucluse is het ’s zomers warm genoeg om in open lucht te overnachten.) Daar hebben ze dan gewacht, tot er iemand zou komen met het bericht dat de kust weer veilig was. ‘Estragon’ (of dragon) is de naam van een kruid, dat in de Vaucluse ook in het wild groeit. Voor En attendant Godot gebruikt Beckett ervaringen uit zijn eigen leven.

Is Beckett echt een ‘absurde’ auteur? Zijn er eigenlijk wel ‘absurde’ auteurs? Of schrijven Samuel Beckett, Eugene Ionesco, Arthur Adamov, Jean Genet, Witold Gombrowicz, Slawomir Mrozek, Tadeusz Kantor, Bohumil Hrabal e.a. – samen met hun ‘voorlopers’ Alfred Jarry, Guillaume Apollinaire, Tristan Tzara, André Breton en consoorten – veeleer hyperrealistisch, of surrealistisch? Ach, dergelijke labels worden op kunstenaars geplakt door ijverige literatuur- theater- of kunsthistorici, niet door de kunstenaars zelf. (De uitzondering op deze regel zou het ‘dadaïsme’ kunnen zijn, maar de meningen hierover zijn verdeeld.)

In 1953, bij de creatie, en ook nog in 1969 (Nobelprijs voor Beckett) was volgens heel wat literatuur- en theaterspecialisten En attendant Godot geen goed theaterstuk, omdat het verscheidene mankementen zou vertonen. De personages of karakters zouden geen evolutie doormaken, er zou ook geen echte conflictsituatie zijn, en geen ontknoping die uitmondt in een einde, een katharsis. Het klopt wel dat Beckett enkele vastgeroeste ‘wetten’ terzijde schuift. Zowel deze van het klassieke Griekse drama, zoals beschreven in de Poëtica van Aristoteles, als deze van het ‘pièce bien faite’ dat in de 18de eeuw tot norm werd verheven en gecanoniseerd door een hele rist toneelauteurs, met op kop de handige veelschrijver Eugène Scribe (1791-1861), librettist van de in ons land wereldberoemde opera La muette de Portici. Eén van de weinige positieve reacties bij de creatie van En attendant Godot in Parijs, komt van Hugo Claus, die in het tijdschrift ‘Tijd en Mens’ (jg. 3, 1952-1953, p. 260-262) een positieve recensie schrijft over dit stuk.

De aandachtige lezer of toeschouwer merkt onmiddellijk dat dit een bijzonder zorgvuldig opgebouwd stuk is. Op een verlaten landelijke weg zitten twee haveloze zwervers nabij een kale boom: Vladimir en Estragon. Zij wachten op een zekere Godot. Ze vertellen elkaar mopjes, maken wat ruzie, vervelen zich. Een autoritaire Pozzo die Lucky aan een touw gebonden met zich meevoert, komt voorbij. Dan komt een jongen zeggen dat Godot niet vandaag komt maar wel morgen. Het tweede deel volgt net hetzelfde stramien, met de boom die enkele blaadjes gekregen heeft, en de twee zwervers met hun kwasi-absurde dialogen. Opnieuw komen Pozzo en Lucky voorbij, maar de eerste is blind en de tweede stom geworden. Weer komt een jongen met dezelfde boodschap: Godot kan niet komen, hij komt morgen. (- Zullen we gaan? – Laten we gaan. Ze blijven ter plaatse).

Bolhoed?

wachten op godot, olympique dramatique – © Kurt Van der Elst

Becket geeft in de tekstuitgave van Wachten op Godot korte, maar duideljjke regieaanduidingen. Zoals bij het begin van het stuk: ‘Als enig decor: Landweg met een boom.’ Zowel de twee zwervers Vladimir en Estragon, als de voorbijkomende Pozzo en Lucky, dragen volgens de auteur bolhoeden. Op de trailer van deze voorstelling waren de vertolkers nog te zien met dit hoofddeksel, maar in de voorstelling niet (althans Vladimir en Estragon niet. In de achttiende eeuw was de bolhoed ontworpen als alternatief voor de hoge hoed, die het nadeel had dat hij gemakkelijk bij een stevige windstoot kon wegvliegen. De kleinere bolhoed zat steviger op het hoofd, en werd gedragen door de burgerij, terwijl de werkmensen een pet droegen. Hij was erg in trek in de periode tussen de twee wereldoorlogen, en bleef dat in Engeland – speciaal in de kringen van de Londense beurs – tot even na de tweede wereldoorlog. Dus in de periode waarin Beckett zijn ‘Godot’ schreef. Ik kan me inbeelden dat in 1953 Beckett dit attribuut wilde gebruiken om de ‘vergane glorie’ van zijn personages te suggereren.

Het is bekend dat niet alleen Samuel Beckett zelf, maar ook zijn erven aandachtig toekeken op het correcte gebruik van de originele tekst, en de strikte toepassing van de regie-aanduidingen. In het verleden werd al een groot aantal voorstellingen verboden, door Beckett zelf of zijn rechthebbenden. Om diverse redenen, zoals bijvoorbeeld het vertolken van mannelijke personages door vrouwelijke acteurs, of het weglaten van de boom op de scène. Maar wanneer ik vandaag op Google En attendant Godot intik, verschijnen er massa’s foto’s op mijn scherm, waaronder een aantal waarbij bepaalde rollen manifest door vrouwen worden gespeeld. Of waarbij de bolhoeden van Vladimir en Estragon vervangen zijn door een deukhoed, of ook gewoon verdwenen zijn, zoals bij deze voorstelling van Olympique Dramatique. En eerlijk gezegd: ik vind dat door het weglaten van deze rekwisieten het hele gebeuren van Wachten op Godot nog méér tijdloos geworden is.

Indrukwekkend decor

Eén van de grootste pluspunten van deze productie, is het indrukwekkende decor. Dat eigenlijk geen echt ‘decor’ is, maar gewoon een bestaande omgeving, een locatie die op een indringende manier de troosteloosheid van de twee’ clochards’ illustreert. De Waagnatie heeft een serie loodsen met ronde bogen, met een hoogte van 6,5 tot 11,5 meter, vlak naast de Schelde. Het publiek krijgt een plaats toegewezen op een estrade, met 200 verspreide zitplaatsen (inclusief koptelefoon), waarbij de speelruimte nog duister blijft. Bij het begin van de voorstelling wordt deze ruimte schaars verlicht, er zweeft een nevel over de vloer, die langzaam andere vormen aanneemt, en je de indruk krijgt dat de ruimte tot in het oneindige doorloopt. (Een speciale pluim voor de ontwerper en uitvoerder(s) van de sfeervolle belichting).

Met de twee ‘landlopers’ Vladimir en Estragon uit Wachten op Godot, die gedoemd zijn tot een nutteloos en eindeloos wachten op een geheimzinnige en ongrijpbare Godot, heeft Beckett een indringend beeld geschetst van de stuurloosheid van de na-oorlogse mens. In het juryverslag voor de Nobelprijs 1969 lezen we: ‘Beckett has exposed the misery of man in our time through new dramatic art and literary forms.’ De tijd van de ‘na-oorlogse mens’ (de mens van ‘na de Tweede Wereldoorlog’) is al lang voorbij, maar de ‘misery of man’ nog steeds niet. En misschien is ze vandaag de dag (met de vele oorlogen, vluchtelingen, covid-19 en klimaat- en andere problemen) nog veel sterker dan in de tijd waarin deze Wachten op Godot geschreven en gecreëerd is.

Het spel van de vertolkers is van het gehalte, dat je zou zweren dat dit stuk op het lijf van déze ploeg is geschreven. Een ploeg die terzelfder tijd verantwoordelijk is voor de regie, het decorontwerp, en de superieure vertolking van Tom Dewispelaere, Tom Van Dyck, Koen De Sutter en Nico Sturm. Een niet te missen voorstelling dus, maar toch nog wel even geduld hebben. De geplande reeks voorstellingen in de Waagnatie (van woensdag 14 oktober t/m zaterdag 12 december) was bij de première al volledig uitverkocht, maar moest helaas al na enkele voorstellingen gestaakt worden wegens de nieuwe corona-crisis. Het Toneelhuis liet weten dat wellicht later op het seizoen een nieuwe reeks voorstellingen zou kunnen komen. Tenminste: als…

Het is inderdaad alweer Wachten op Godot!