Recensie

Denkend aan Lars Norén, ‘een andere Strindberg’.

De Zweedse schrijver Lars Norén (1944-2021) is in Stockholm overleden aan de gevolgen van Covid 19. Zijn eerste toneelstuk was De Vorstenlikker (Fursteslickaren) in een vertaling van Karst Woudstra, in 1979 door het RO-theater in verschillende steden in Nederland gespeeld in een regie van Franz Marijnen. Sindsdien is Woudstra verdergegaan met het vertalen van stukken van Norén en werd hij ook geregeld gevraagd ze te regisseren.

Woudstra (°1947), die zich sterk tot de schrijfkunst van Norén voelt aangetrokken, studeerde aan de universiteit in Lund en fungeerde als deskundige in Scandinavische Talen in Zweden voor wetenschappelijk Strindberg-onderzoek. Met De moed om te doden werd Lars Norén door Theater Malpertuis (Tielt) in 1985, in een regie van Karst Woudstra in Vlaanderen geïntroduceerd. Dries Wieme, Leslie De Gruyter en Ingrid De Vos zorgden voor een onvergetelijke beklijvende vertolking.

Lars Norén
Karst Woudstra

Lars Norén was in de eerste plaats een dichter en een ‘musicus’, aldus Karst Woudstra in 1986 in een interview: ‘Hij is ongelooflijk muzikaal en zijn werk is primair muzikaal gestructureerd. Hij is een ontzettend aardige, geestige man. Ik heb altijd veel pret met hem. Hij is ook extreem gevoelig voor taal. Hij weegt zijn woorden. Dat gebruikt hij dan om via zijn toneel aan een zekere vorm van zelfonderzoek te doen en dat heeft dan altijd wel een psychologisch element in zich. Daar is hij mee bezig: proberen er achter te komen wie hij nu eigenlijk is, waarom hij is zoals hij is. Een uitspraak van Norén is, dat zijn werk een vagevuur is. Als toeschouwer kan je op een bepaald moment afhaken en daar stuurt Norén wel een beetje op aan, dat je enigszins afstand neemt. Die afstandelijkheid is echter niet voor de spelers weggelegd, die moeten door het vuur heen (Knack, 1.01.1986).

Lars Norén werd in 1944 in Stockholm geboren uit een moeder uit een familie van dominees en een vader die aanvankelijk kelner was, maar een hotelletje kocht en runde in het zuiden van Zweden, waar Lars het grootste deel van zijn jeugd doorbracht. Tussen 12 en 13 jaar, begon hij te schrijven en als zestienjarige trok hij  naar Stockholm. Drie jaar later (1963) publiceerde hij zijn eerste dichtbundel: Seringen, sneeuw. Na het overlijden van zijn moeder, die aan kanker overleed, verbleef hij enkele maanden in een psychiatrische inrichting. Daarna schreef hij romans en werd hij ook één van de belangrijkste dichters van zijn generatie. Hij werkte daarenboven als regieassistent in Dramaten en was tot 2005 artistiek leider van het Riksteatern (Stockholm). In 1983 werd hij als ’toneelschrijver van het jaar’ gevierd en in 1984 bekroond met de Zweedse Prijs voor Theaterkritiek.

In 1999 kwam Norén zwaar in opspraak naar aanleiding van een tekst die hij had geschreven en geregisseerd. Het jaar voordien was hem een brief bezorgd door drie gevangenen die hem een toneelstuk vroegen waarin ze zich konden rehabiliteren. Op basis van gesprekken met de drie gewelddadige veroordeelden, waarvan er twee bovendien neo-nazi’s waren, schreef Norén de documentaire: 7:3, waarin drie veroordeelden zich duidelijk konden laten kennen. Hoe repetities en voorstellingen zouden verlopen, kon de schrijver niet voorzien en ook Michal Leszczylowski niet, die er een film over maakte (die hij pas vijf jaar later vrij gaf onder de titel Rehearsals). Het liep mis toen de drie ‘spelende’ gevangenen na de laatste voorstelling konden ontsnappen, een bank overvielen en twee agenten doodschoten. Daarop ging Lars Norén in vrijwillige ballingschap. Filmregisseur Leszczylowski gaf (in NRC-Handelsblad, 26.11.2004) toe dat men van mening was dat kunst een andere wending kan geven aan het leven van sommige mensen en dat ook hij gedurende ‘het beste deel van de repetities’ die hoop koesterde.

Lars Norén wordt als ‘een andere Strindberg’ beschouwd. August Strindberg (1949-1912) is in Zweden een nationale figuur waar je mee wordt grootgebracht. Volgens Karst Woudstra is Strindberg voortdurend in tegenspraak met zichzelf en met de wereld. Hij blijft dan ook jong en verrassend. Lars Norén was bijzonder enthousiast over het late werk van Strindberg en benutte de mogelijkheid waar Strindberg op wees: precies in het theater verschillende lagen van werkelijkheid elkaar laten overlappen, zonder uit de scenische eenheid van tijd, plaats en handeling te moeten treden. Het is een kracht van het toneel, waar men helaas niet al te zeer van bewust is, aldus Woudstra.

Leslie De Gruyter, Ingrid De Vos & Dries Wieme in "De moed om te doden" (Malpertuis, Tielt)
Leslie De Gruyter, Ingrid De Vos & Dries Wieme in “De moed om te doden” (Malpertuis, Tielt) – © Norbert Maes

Wat heeft het zo bejubelde De moed om te doden zoal te bieden? Volgens Woudstra is het een botsing tussen twee generaties. Het verhaal van een oude, versleten kelner en zijn zoon die zijn weg niet vindt in de wereld. Hij heeft een ietwat onwerkelijke relatie met een meisje waar de vader op een gegeven moment zijn hart bij uitstort en van het één komt het ander. De onmacht van de personages is zo groot dat ze elkaar dingen aandoen die niet meer te herstellen zijn, waarna er voor de zoon maar één uitweg is: zich van zijn vader ontdoen, zoals hij dat zegt. Hem vermoorden dus, waarbij in het midden blijft of het een werkelijke of een symbolische moord wordt. Want, tegen die tijd heeft het stuk al de ‘gewone’ werkelijkheid verlaten en is er een andere, intensievere vorm in de plaats gekomen. Een eenvoudig verhaal, dat echter op veel niveaus te spelen en te genieten is.

Vandaar ook dat Karst Woudstra als regisseur én als fan van Norén eist dat de spelers onvoorwaardelijk achter de dingen staan die ze doen. Het is een eis die sommige spelers als absurd beschouwen, maar voor Woudstra staat of valt het theater ermee. Het publiek is er niet bij gebaat indien actrice en acteur alleen maar het concept verdedigen omdat de regisseur het heeft opgedragen. Woudstra wil tijdens de repetitie vragen horen stellen. Dan kunnen ook andere mogelijkheden worden onderzocht. Als de spelers wekenlang hun mond dichthouden, dan veronderstelt een regisseur dat alles o.k. is en dan eist hij dat de spelers de volle verantwoordelijkheid dragen.

 

Lectuur

  • Pieter Kottman. Een streven naar kaalheid. Gesprek met Lars Norén. NRC-Handelsblad, 30.09.1983.
  • Jef De Roeck. Karst Woudstra over Lars Norén. De Standaard, 7.12.1985.
  • Pieter T’Jonck. Theater Malpertuis knap in vader-drama. De Standaard, 13.12.1985.
  • Roger Arteel. De Vadermoord. Knack, 22.01.1986.
  • Freddy Decreus. Lars Norén, schriftuur als zelfbevrijding uit de waanzin? Documenta, 1988, 2.
  • Roger Arteel. De acteurs moeten door het vuur heen. Ongeschminkt, gesprekken over theater, blz.280. Pro-Art, Gent, 2005.