Boekbespreking

Jozef van den Berg. Van poppenspeler tot acteur van Christus. Een loopbaan, een omkering, een boek en het wachten op Godot.

Jozef van den Berg © Lannoo
Jozef van den Berg © Lannoo

Een paar uur voor de State of the Union, de traditionele openingstoespraak op het Theaterfestival, was er in Antwerpen de presentatie van het net verschenen boek: Jozef van den Berg. Van poppenspeler tot acteur van Christus. Voor velen een verrassing vooral omdat de man over wie het boek gaat, mede de presentatie opluisterde.

Jozef van den Berg (1949), die juist geteld (op enkele dagen na) vijfentwintig jaar geleden in diezelfde Blauwe Zaal van DeSingel definitief afscheid nam van theater, diezelfde Jozef van den Berg, die op het toppunt van zijn loopbaan als acteur en baanbrekend poppenspeler ineens als monnik zich in de mystieke stilte van een kluizenaarsleven in een hutje terugtrok, die bewonderde kunstenaar was daar terug. Met lange baard en in de pij van de monniken van de Grieks Orthodoxe Kerk, waarin hij nu is opgenomen, ook al blijft hij in Neerijnen in Nederland als kluizenaar wonen onder de kweepeerboom in de tuin van een bevriende familie. Samen met een timmerman heeft Van den Berg daar een kleine kapel gebouwd, waar hij dagelijks vragende mensen ontmoet en die hij De Pleisterplaats noemt. Dat was ook de titel van een productie uit 1987, waarin het in hoofdzaak gaat over een jonge speler op het toppunt van zijn succes die echter uiteindelijk alles kwijtspeelt en eenzaam zou achterblijven ware daar niet een jonge vrouw, die danst en zingt en ook nog piano en accordeon speelt, en zijn interesse wekt. Maar een levens- en artistieke weg opgaan met de vrouw, lukt niet.

De Pleisterplaats en de daarop volgende variante en feestelijke familiale voorstelling O Oceaan, waren trouwens de enige producties die Van den Berg niet alleen speelde. Hij had blijkbaar ineens toch behoefte zijn isolement van solospeler op te geven en in Marie-Claire Stambac vond hij een geschikte mede- en tegenspeelster. Maar uiteindelijk koos hij toch weer voor de persoonlijke zoektocht naar de zin van het leven.

De presentatie van het boek, waaraan ook de schrijver en samensteller Francis Jonckheere deelnam, geleek eventjes een stunt te zijn van uitgeverij Lannoo (Tielt) die het boek heeft uitgegeven, maar het was ook het willen meegeven van een boodschap door Van den Berg zelf, die het interviewer Wim Vanseveren niet makkelijk maakte.

Van den Berg had het vooral over de ervaring die hij opdeed op 12 september 1989 in DeSingel naar aanleiding van zijn Belgische première van Genoeg Gewacht, een verwijzing naar Wachten op Godot van Samuel Beckett (1906-1989). Die dag, aldus Van den Berg, had hij een ‘ontmoeting met God’, in de kleedkamer, even voor hij de scène zou opgaan. Van den Berg schreef daar een tekst, een brief, die hij in de voorstelling nog wilde gebruiken. Wat hij schreef was echter wat God hem dicteerde: ‘Waarom zie jij steeds maar niet, dat Ik niet komen kan, omdat Ik er al ben’. Twee dagen nadien, op de avondvoorstelling van 14 september 1989 en na het openslaan van zijn bijbel waarin hij las (II Kor. 6:17) wat hem te doen stond: ‘Ga weg uit hun midden en scheidt u af ‘, ging Van den Berg het podium op en vroeg hij respect voor zijn beslissing nooit meer te spelen: ‘Ik ben een werkelijkheid genaderd die niet te spelen is’. Het publiek geloofde het niet en lachte, maar Van den Berg hield vol: ‘U gelooft me niet, maar dat is het bedrieglijke van theater. Ik zoek de werkelijkheid. Ik kan geen dingen meer zeggen die niet waar voor mij zijn’. 

Vanzelfsprekend ging aan het stopzetten van zijn theaterloopbaan een periode van wikken en wegen vooraf en ook Genoeg Gewacht had hij geregeld om- en bijgewerkt. Aanvankelijk was een voorstelling van Wachten op Godot gepland samen met Julien Schoenaerts (1925-2006) waarin Godot wel zou opkomen. Uiteindelijk wou Van den Berg weer helemaal alleen werken en wordt Genoeg Gewacht een zeer persoonlijke zoektocht naar de zin van het leven, in een stuk waarin een acteur op een schrijver en een stuk wacht en via de belichting tot de ontdekking komt dat de onzichtbare schrijver er eigenlijk al is en er al altijd was: ‘Ik wou een onmogelijk vervolg schrijven op Wachten op Godot, zo heb ik het ook aangekondigd. Ik bedacht hierbij dat Godot niet langer zou verdragen dat er steeds op hem gewacht wordt. Daarom schrijft hijzelf een theaterspelGenoeg Gewachtwaarvoor hij een geschikte acteur zoekt’, aldus Van den Berg geciteerd door Francis Jonckheere (blz. 192). Van dan af weet Van den Berg dat hij die geschikte acteur is om ‘het leven’, Gods stuk, echt te beleven en niet langer meer te doen alsof.

De plotse en definitieve beslissing van Van den Berg is in de toenmalige theaterwereld en in het bijzonder in het figurentheater, bijzonder hard aangekomen. Hij was meerdere keren bekroond, in de sector werd hij als een leermeester gezien, hij bereikte een ongewoon groot aantal kinderen én volwassenen en alle recensenten waren enthousiast. In juryverslagen uit de jaren tachtig luidde het dat hij ‘een wonderlijke macht heeft over mensen, eigenlijk een sterk inspirerende kracht. Hij haalt vooral bij volwassenen een spontaneïteit van gevoelens naar boven die menigeen al verdwenen dacht. Kinderen beschouwt Jozef als geheel gelijkwaardig en zo spreekt hij ze ook aan. Vaak bepaald niet zachtzinnig, wanneer ze bijvoorbeeld in het spel waarbij hij ze betrekt, op een foute manier reageren. Maar een harde aanpak op gelijk niveau voor kinderen is meer aanvaardbaar dan een neerbuigende, onechte zachtzinnigheid.’

Ook technisch was Van den Berg zeer onderlegd in het zelf ontwerpen en maken van grote en kleine poppen en in het suggereren van aankleding en decor. Daarenboven was hij niet enkel manipulator maar evenzeer een soepele acteur. Desondanks heeft deze kunstenaar die sterk geloofde in de kracht van kunst, die kunst achter zich gelaten.

Francis Jonckheere heeft Van den Berg in 1988 voor het eerst ontmoet en hem, in voorbereiding voor zijn rijk gedocumenteerd boek (272 blz.) sindsdien als het ware op de voet gevolgd. Hij bespreekt zijn stukken aan de hand van vele uittreksels uit de tekstbrochures en betrekt er ook de recensies van een schare recensenten bij. In het laatste deel van zijn studie, De Pad-Vinder, De Wereld, Zijn Scène en De Weg-Wijzer, gaat het dan over Van den Bergs nieuwe levenswandel als zogezegde ‘Dwaas omwille van Christus’. Voorlopig een onvoltooid verhaal.

Uit alles blijkt duidelijk dat de ‘bekering’ van Van den Berg, al was ze onverwacht en verwarring scheppend voor buitenstaanders, in elk geval het resultaat is van een jarenlange zoektocht in het persoonlijke en artistieke leven van de kunstenaar.

Het gebeurt wel meer dat kunstenaars de magie van de kunst met bovennatuurlijke elementen combineren en als in een messiaanse roeping onverwerkte maar zeer pijnlijke ervaringen niet langer kunstzinnig spelend, maar in ernstige maatschappelijke dienstbaarheid verwerken. De Amerikaanse romanschrijver James Ellroy (1948) is daar onder meer een voorbeeld van. In een interview met Jérôme Rombaux (Metro, 31.01.2011) verklaart hij over profetische machten te beschikken, het resultaat van vele jaren eenzaam in het donker in bed te liggen en na te denken over diverse thema’s: ‘Mijn buitengewone eigenaardigheid heeft me een bovennatuurlijke innerlijkheid geschonken. Ik voelde dat God een specifiek plan met mij had. Toen ik 7 à 8 jaar was, heb ik beseft dat ik een romanschrijver zou worden’. Toen hij 10 jaar was, werd zijn moeder vermoord, een moord die nooit is opgelost. Deze traumatische ervaring heeft het verlangen schrijver te worden en zijn vertrouwen in de missie die hij meende te hebben van God, nog versterkt. Zijn boeken, onder andere My Dark Places (De Moordkuil) over de dood van zijn moeder en The Hilliker curse (De vloek), een ‘verklaring’ over  zijn verhouding tot vrouwen, gaan over meer dan zijn persoonlijk leven. Hij beschouwt ze ook als een deel van een spirituele zoektocht.

Zo is voor Jozef Van den Berg de fatale hersentumor waaraan zijn broer is gestorven van invloed geweest op het willen schrijven en spelen van Genoeg Gewacht, waarin hij Godot wilde laten opkomen als een trooster en genezer. Jonckheere ziet in dit laatste stuk van Jozef, ‘een hulpkreet voor zijn stervende broer én een zoektocht van een mens naar zichzelf in het theater dat leven heet’ (blz. 191).

Het verschil tussen Van den Berg en Ellroy zit in de interpretatie die ze geven aan de goddelijke tussenkomst. Ellroy heeft alleen maar een missie en blijft schrijver, Van den Berg sluit het verleden radicaal af en wacht op wat komen moet. Wat dat precies zal zijn, laat hij (voorlopig?) in het midden. Zowel Van den Berg als Ellroy (en wellicht nog vele anderen) hebben in elk geval hun omgang met de dood gemeen, zowel de gewelddadige als de onvermijdelijke levensbedreigende dood. Reeds in zijn eerste stukken zijn er bij Van den Berg verwijzingen naar afscheid nemen en naar de dood die dan ook stilaan een centraal onderwerp wordt in zijn werk dat hij zowel op een ironische, pittige als ernstige manier wist te vertolken.

Terug naar 1983. Een interview. 

Mijn eerste persoonlijk contact met Van den Berg was een interview, begin 1983 (Weekendblad/Knack, 18.02.1983). Het is heerlijk om het nu nog eens boven te halen en daarin bevestigd te zien, hoe zijn toenmalige opvattingen en zijn ingesteldheid in dezelfde rechte lijn liggen van wat daarna allemaal is gebeurd.

In 1972 trok Van den Berg rond met een poppenkast op wielen, getrokken door Marco, een pony. Overdag speelde hij voor de kinderen en ’s avonds, bij het licht van olielampen, voor volwassenen. Na afloop ging hij rond met de pet. Woonde en sliep in de poppenkast. Alhoewel hij al een tijd de poppenkast is ontgroeid, toch verwijst hij nog graag naar de roots van zijn kunst, de straatspelers, de sprokevertellers, de reizende komedianten. Zelf omschrijft hij zijn werk als ‘een theatervorm waarin poppen op welke manier dan ook, een rol spelen’.

Van den BergHet is begonnen met een poppenkast en een verhaal. Langzaam heb ik mijzelf, mijn eigen persoon, betrokken in de dialoog met de verschillende karakters die ik speelde. Alles is op een heel natuurlijke manier ontwikkeld tot een andere vorm van theater dan deze waarmee ik begonnen ben.
 
Ging daar een opleiding aan vooraf?

Van de BergNee, ik ben na anderhalf jaar toneelschool weggegaan omdat ik het gevoel had dat dit niet voor mij was. Ik had toen al het idee dat ik het zelf moest zoeken, omdat ik alleen wilde spelen. 

Kan het altijd alleen? Ben je dan niet beperkt in je mogelijkheden?

Van den BergHet is essentieel dat ik het alleen doe. Op die manier probeer ik ook tot de kern door te dringen. Ik zeg niet dat groepen die met meerdere mensen spelen, dat niet doen. Maar voor mijzelf betekent het alleen spelen ook zoeken naar nieuwe wegen, en daar hebben ook de poppen een grote rol in gespeeld. Op de scène kon ik praten met een pop. Het werd steeds minder een verhaal met een begin en een einde. Het werd meer een uitdrukken van verschillende karakters waar iemand mee in gesprek was. Dus een gesprek met mijzelf. 

Je speelt ook met objecten en in een decor.

Van den BergDe personages die ik speel hebben dingen bij zich en vormen daar een geheel mee. Het decor vormt een wezenlijk onderdeel van het verhaal. Het roept natuurlijk een zekere sfeer op en tekent bepaalde figuren. Er werkt voor mij in Nederland een team van vijf mensen aan decor, belichting, kostuums.

Je evolueert van poppenspeler tot acteur…

Van den BergDe grote verandering in mijn loopbaan is geweest, dat ik plotseling besloot het doek weg te doen, waar ik als poppenspeler achter verscholen zat. Tot verbazing van het publiek werd ik zichtbaar en ontdekte ik meteen nieuwe mogelijkheden. 

Spelen voor kinderen of voor volwassenen zijn twee verschillende zaken. 

Van den BergHet zijn totaal verschillende werelden, ofschoon ze natuurlijk uit mijn eigen toestand voortkomen. Het improviserend spelen met kinderen heeft ook mijn avondvoorstellingen beïnvloed. Het heeft te maken met een soort openheid naar de mensen toe. Je kan een voorstelling spelen en de mensen niet zien zitten, maar je kan ook, en dat is wat ik doe, inspelen op alles wat gebeurt. Er is dus altijd een samenspel tussen het publiek en mij. Ik heb natuurlijk een vaste lijn waarlangs ik mijn verhaal ontwikkel. Om van die lijn af te wijken, moet er al heel wat gebeuren. Indien op het einde van de voorstelling de schouwburg zou afbranden, dan zou ik toch nog eventjes proberen daar op in te spelen. 

Reageren Vlaamse kinderen anders dan andere? 

Van den BergNeen. Het komt voor dat schuchtere kinderen ineens anders worden. Op school durven ze hun vinger niet opsteken, maar op  een scène staan ze van alles te doen. Het zal wel iets te maken hebben met openheid. Ik zeg niet dat ik het ben, maar ik probeer open te zijn. Als openheid niet de grote kracht van je theater is, dan is de voorstelling wellicht wel mooi, maar ze heeft nooit datgene wat ze eigenlijk zou kunnen hebben. Als je echt naar een kind luistert, heeft dat grote gevolgen maar het heeft ook gevolgen als je niet luistert. Als je op toneel luistert naar een kind, dan richt je de aandacht op dat kind en dan luistert iedereen, de hele zaal, mee. Dan wordt de situatie weer rustig en is er een gemeenschappelijke aandacht en daar kan je op inspelen. 

Waarover gaat het uiteindelijk in je werk? Over liefde, dood, geluk? 

Van den BergDe dood krijgt een grote plaats in mijn werk, maar het leven daarom niet minder. Wat ik speel gaat meer over de innerlijke wereld van een mens dan over de uiterlijke, alhoewel de wereld buiten de mens ook een afspiegeling is van zijn innerlijke wereld. Ik zoek voor de tegenstellingen die ik in mijzelf en om mij heen aantref, iets wat daar boven uitstijgt, iets wat die tegenstellingen opheft, laat wegvallen. Ik breng meer een verzoenend verhaal dan een verhaal van bittere smart. 

Een verhaal van hoop?

Van den BergVaak een verhaal met verwondering. Na een voorstelling gaan de mensen heel stil weg of blijven stil zitten, willen niet weg. Dit is de sfeer waarin een voorstelling eindigt: op een soort vraag, veel meer een vraag dan een antwoord. Het is niet aan mij een antwoord te geven. 

Het klinkt allemaal zo ernstig. Er is toch ook humor in je stukken?

Van den BergEr zit veel humor in mijn stukken. Het thema kan ernstig zijn, maar het heeft veel kanten. Het is maar hoe je het zegt en op welk moment. Trouwens, zonder ernst bestaat humor niet.

Je leeft van je theater. Je moet een aantal producties maken om rond te komen. Kunnen we van ‘productiedwang’ spreken?

Van de BergSommige producties kan ik langer spelen, maar ik heb de behoefte steeds iets nieuws te maken. Ik werk zonder subsidies. Ik kan rondkomen en ik ben van mening dat mensen die niet kunnen rondkomen omdat ze bijvoorbeeld met meer personeel werken, beter de subsidies kunnen krijgen. Maar ik moet ook de mensen die bij mij in dienst zijn kunnen betalen. Ik kan niet zeggen, nu doen we eens twee maanden niets. Dat kan niet. In die zin is er ‘prestatiedwang’. Nu heb ik ook al  het gevoel dat ik aan een nieuwe productie moet beginnen. 

Kijk, wat ik met mijn theater wil, is een eenheid teweegbrengen binnen verschillende groepen mensen. Iets teweegbrengen waar iedereen zich in de zaal op een bepaald ogenblik mee bezig houdt. Dat maakt iets tot een belevenis, een gebeuren. Dat heeft eigenlijk alleen maar te maken met aandacht. En dat kan heel simpel zijn, daar zijn helemaal geen bokkesprongen voor nodig. Nodig is, dat de acteur er echt staat, dat hij niet wat mooie praatjes staat te verkondigen maar dat hij, wat hij ook doet, het echt vanuit zichzelf doet. 

Info: www.theaterfestival.be en www.lannoo.com